Afvalwater wordt nauwelijks gecontroleerd, en het is vaak een raadsel welke bedrijven precies gifstoffen wegspoelen via de riolering. Want dat dit op grote schaal gebeurt, is wel duidelijk. Hoe er weer grip op te krijgen, blijft de grote vraag. Dat blijkt uit onderzoek van NH.
Bij een klein verpakkingsbedrijf op een bedrijventerrein in de buurt van Alkmaar zit de manager niet op bezoek te wachten. Het bedrijf verwerkt een speciaal soort tape dat bestand is tegen hoge temperaturen. Een naar eigen zeggen technische vernuft waar we niet al te kritisch op moeten zijn. 'Giftig? Nee, alle stoffen die hier gebruikt worden zijn getest en goedgekeurd', zegt hij met zijn hand op de klink.
In de deuropening wil hij wel vertellen dat ze er binnen producten maken met een ‘non-stick coating'. Zo'n laag is water- en vuilafstotend en werkt goed als bescherming. 'Niks mis mee', zegt hij. Wel bevat het PFTE, beter bekend als Teflon. Maar deze stof moeten anderen niet verwarren met die PFAS waar de laatste tijd zo slecht over geschreven is. 'Teflon is anders en al helemaal niet giftig', zegt hij.
In Noord-Holland lozen naar schatting duizenden bedrijven op het riool, ook wel indirecte lozingen genoemd. Vanuit de provincie Noord-Holland en verschillende gemeenten krijgen omgevingsdiensten de taak deze indirecte lozingen te controleren. Ook wel de VTH-taak genoemd (vergunning, handhaving en toezicht).
Een compleet overzicht hierover ontbreekt bij alle drie de Noord-Hollandse omgevingsdiensten. Wel geven ze aan allemaal steekproefsgewijs controles uit te voeren. Inzicht in hoeveel dit er zijn en de handhaving hiernaar, blijft - ondanks meerdere verzoeken - onduidelijk.
Milieuchemicus Jacob de Boer (68) moet er smakelijk om lachen. Na ruim 34 jaar onderzoek naar PFAS weet hij zin van onzin te onderscheiden: “De ene is giftiger dan de andere, maar ze veroorzaken allemaal problemen aan het immuunsysteem.” Het grote probleem volgens De Boer? Het totale gebrek aan toezicht en controle. Want wie weet nu precies welke producten het verpakkingsbedrijf maakt en waar hun afval(water) blijft?
Tot 2009 waren dat de Noord-Hollandse waterschappen. En dat ging goed. Bij die organisaties was er voldoende capaciteit om alle bedrijven in de regio te bezoeken en te controleren. De inspectie kwam eens in de zoveel tijd langs met een takenlijst, het was duidelijk wie welke verantwoordelijkheid droeg en de samenwerking verliep soepel.
Lek als een mandje
Vijftien jaar later ziet de situatie er heel anders uit. De vergunning, toezicht en handhavingstaak behoort nu tot de basistaak van de omgevingsdiensten, maar blijkt zo lek als een mandje. Het lukt de Noord-Hollandse omgevingsdiensten niet om grip te krijgen op de vraag welke bedrijven precies giftige stoffen als PFAS gebruiken en of de vergunning nog geldig is. Als er al überhaupt sprake is van een vergunning: de meeste bedrijven hebben een meldingsplicht, maar melden zich zelden.
Maar dat het tot dusver niet lukt om een halt toe te roepen aan de vervuilende industrie, ligt niet alleen aan de omgevingsdiensten. Gemeenten én de provincie zouden moeten controleren of de omgevingsdiensten hun werk wel goed uitvoeren, maar ook die schakel ontbreekt, blijkt uit navraag bij gemeenten. Zij zeggen dat de indirecte lozingen 'impliciet' onder de omgevingsdienst vallen, maar "gemeenten hebben dat echter niet expliciet gemaakt met een gerichte opdracht aan omgevingsdiensten." Met andere woorden: de omgevingsdiensten hoeven bedrijven niet te controleren op indirecte lozingen want gemeenten geven hen daar helemaal geen concrete opdracht toe.
Dat ziet ook Lars Ruiter, die als raadslid voor Onafhankelijk Hollands Kroon de omgevingsdienst Noord-Holland Noord zou moeten controleren. Volgens hem is dat ‘niet te doen’. “In theorie zou je schriftelijke vragen kunnen stellen of een interpellatiedebat aanvragen, maar het is onmogelijk om dat boven op mijn raadswerk te doen.”
Pilot
Reden voor het waterschap Hollands Noorderkwartier om in 2021 in te grijpen. Voor hen begint de tijd nu echt te dringen, vooral omdat in 2027 alle Nederlandse wateren moeten voldoen aan de Kaderrichtlijn Water, een Europese norm voor schoon water. En als bedrijven ongestraft hun gifstoffen door de wc blijven spoelen, gaat dat nooit lukken.
Het waterschap start, samen met drie omgevingsdiensten en alle betrokken gemeenten een project dat in totaal zo'n vier jaar in beslag zal nemen. Het doel? Overzicht krijgen over welke bedrijven precies giftige stoffen lozen én de omgevingsdiensten uitleggen hoe je het afvalwater van een bedrijf kunt controleren. Want, zegt het waterschap, bedrijfsinspecties zijn het hart van beter toezicht.
Het waterschap schakelt meerdere collega's in die voor 2009 nog zelf bedrijfsinspecties hebben uitgevoerd. Samen met hun aspirant inspecteurs van de omgevingsdienst controleerden zij afgelopen jaar tientallen bedrijven.
Het gezamenlijke project wekt vooral enthousiasme bij de jonge werknemers van de omgevingsdienst, blijkt uit het rapport. Zij haalden door de bedrijfsbezoeken weer voldoening uit hun werk. Vooral omdat ze nu iets bij kunnen dragen aan schoon water en gezondheid. ‘Dit gaat echt ergens over’, zeiden ze.
Alarmerend
De resultaten tonen aan waar veel wetenschappers en milieuorganisaties al lange tijd voor waarschuwen: van de 77 bezochte bedrijven, lozen 62 bedrijven één of meerdere zeer giftige stoffen op de riolering.
De conclusies zijn alarmerend. Zo is er 'binnen Toezicht en Reguleren van de omgevingsdiensten beperkte capaciteit en kennis over het onderwerp afvalwater', 'ontbreekt het aan adviescapaciteit' en wordt er bij de uitvoerders 'een gebrek aan urgentie gevoeld bij het management en provincie en gemeenten'.
Met name het gebrek aan personeel en expertise zijn volgens het waterschap een groot probleem. Op dit moment zit er bij elke omgevingsdienst maximaal één iemand achter een bureau die de verantwoordelijkheid heeft over de portefeuille ‘water'. ‘En één is eigenlijk geen’, zegt het waterschap in het rapport.
Weinig mensen, veel werk
Volgens Jacob de Boer is het controleapparaat in bijna heel Nederland ‘heel zwak’. Alleen in DCMR (de omgevingsdienst van Rijnmond) ziet De Boer ‘een zwaargewicht’. “Bij de rest van de omgevingsdiensten zie ik vooral gebrek aan kennis.”
Daarnaast vindt De Boer de omgevingsdiensten te terughoudend. “Je ziet toch een soort houding van mensen die trots zijn dat ze bij een groot bedrijf zoals Tata langs mogen komen. Maar je zit daar voor de gezondheid van de mensen, niet voor het bedrijf. Je moet bedrijven controleren, en als het nodig is zelfs een vergunning willen intrekken.”
Natuurlijk moet je ingrijpen bij een overtreding, zeggen het waterschap en de omgevingsdienst in het rapport. Maar inzetten op goede relaties met bedrijven achten zij minstens zo belangrijk. Het is in eerste instantie een kwestie van ‘meer bewustzijn creëren’ bij bedrijven, want de meeste bedrijven zouden niet eens op de hoogte zijn van de gifstoffen in afvalwater.
Ook de provincie zet liever in op samenwerking en vertrouwen, blijkt uit navraag van NH. Bedrijven zijn allereerst zelf verantwoordelijk voor hun uitstoot, de overheid doet de handhaving, luidt hun standpunt. Mocht er toch sprake zijn van een overtreding, dan krijgt het bedrijf in kwestie eerst een waarschuwing: dwangmaatregelen volgen pas als het niet anders kan.
Een omstreden conclusie, zegt Jantine Leeflang van milieuorganisatie Mobilisation for the Environment (MOB). Want wat kan je nu eenmaal van een bedrijf verwachten? “We kunnen wel weer tienduizenden euro's inzetten in programma's die mensen met zachte hand moet overtuigen van een betere omgang met de wereld om ons heen, maar laten we ons gewoon richten op toezicht en handhaving. Als je iets doet wat niet mag, dan krijg je gewoon een boete.”
Of de omgevingsdiensten ook bereid zijn om daadwerkelijk zo dicht op de huid van bedrijven te gaan zitten, is nog de vraag. Maar met de pilot zijn in ieder geval ‘de knelpunten’ duidelijk geworden, zo stelt de provincie. De komende drie jaar investeert de provincie dan ook extra geld om het toezicht op bedrijven te intensiveren en de omgevingsdienst is van plan om het toezicht verder uit te breiden.
De burger betaalt
Terug naar de provincie. Naar Andijk om precies te zijn. Daar wijst Koen Zuurbier, adviseur bij drinkwaterbedrijf PWN, naar het IJsselmeer. In één van de belangrijkste drinkwaterbronnen van de provincie, zitten volgens hem nu zoveel giftige stoffen dat het PWN nog maar net lukt om alle rommel eruit te halen. Volgens het drinkwaterbedrijf is het een kwestie van tijd voordat er nieuwe technieken nodig zijn om het water schoon te maken. Een kostbaar proces. De rekening? Die betaalt de burger.
Naast de kosten, staat er voor de Noord-Hollandse burger nog iets anders op het spel: de gezondheid. Volgens Leeflang is het vijf voor twaalf en moeten er snel politieke keuzes gemaakt worden: Want 'iedereen heeft recht op een gezond leven'.
Wat daarvoor nodig is? Minder praten en meer doen, blijkt uit het rapport. ‘Plannen maken en beleid zijn nodig, maar in de uitvoering worden de resultaten gehaald’. Als de omgevingsdiensten daadwerkelijk de gezondheid van burgers willen beschermen dan is daar volgens het waterschap niet alleen ‘een lange adem’ voor nodig, maar ook ‘bestuurlijke moed’.
Verantwoording
NH deed de afgelopen maanden onderzoek naar het toezicht op lozingen van Noord-Hollandse bedrijven op het riool. Dit artikel is gebaseerd op gesprekken met zo'n twintig betrokkenen, een analyse van verschillende wetenschappelijke publicaties en de resultaten en aanbevelingen uit de pilot 'Grip op indirecte lozingen' (2024). Bij de omgevingsdiensten, provincie, gemeenten en het waterschap zelf is uitgebreid om wederhoor gevraagd.
Reageren? [email protected] of [email protected].