Ga naar Content

'Geen Joodse panden gekocht in WOII': onderzoek naar rol Noord-Hollandse gemeenten

Gemeenten in de kop van Noord-Holland hebben zich niet schuldig gemaakt aan de aankoop van onteigende panden van Joden in de Tweede Wereldoorlog. Die conclusie trekt de Radboud Universiteit in Nijmegen na uitgebreid onderzoek. Het rapport is vandaag gepresenteerd in Alkmaar. Opluchting met gemengde gevoelens bij burgemeester Anja Schouten van Alkmaar: "We hebben ons niet verrijkt zou je zeggen, maar wat zijn we destijds slecht omgegaan met het slachtofferschap van de joodse gemeenschap."

Gemeenten hebben zich niet verrijkt aan Joodse eigendommen, vertelt het rapport - Foto: NH Nieuws

Het gaat om de zogenoemde 'Verkaufsbücher', de administratie die de Duitsers in de oorlog bijhielden over doorverkocht onroerend goed dat ze van Joden hadden onteigend. Die boekhouding is in 2019 gedigitaliseerd door het Nationaal Archief. Aanleiding voor onderzoeksprogramma Pointer om hier in te duiken en gemeenten te vragen naar hun rol destijds. Veel gemeenten hadden hierop geen antwoord en dat leidde tot het onderzoek van de Radboud Universiteit.

In Noord-Holland heeft de Radboud Universiteit de huidige gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Dijk en Waard, Heiloo, Den Helder, Hollands Kroon, Schagen, Texel en Zaanstad onderzocht. Alleen van Zaanstad zijn de gegevens nog niet bekend. 

Schrijnend verhaal

Onderzoeker Ingrid van der Vlis van de Radboud Universiteit vertelt het schrijnende verhaal van Simon en Clara Trijbetz-Wertheim uit Alkmaar. "Zij moesten hun winkelpand aan de Langestraat verkopen, dat in handen kwam van een schoenenfabriek. Het echtpaar is vermoord in Sobibor. Alleen de zoon keerde terug na de oorlog. Pas via een slepende, formele en juridische procedure kwam het pand weer in handen van de familie."

Clara en Simon Trijbetz-Wertheim voor hun winkelpand aan de Langestraat in Alkmaar - Foto: NH Nieuws

In geen van de gevallen in de kop van Noord-Holland en Noord-Kennemerland is bekend dat gemeenten panden hebben aangekocht van de Duitsers of hier pogingen toe hebben gedaan. Burgemeester Schouten van Alkmaar. "Ik zou kunnen zeggen: 'oh gelukkig, de gemeente Alkmaar heeft zich niet verrijkt', maar wat is het verschrikkelijk wat die mensen is aangedaan en dat het slachtofferschap van de joden niet is erkend na zoveel leed."

Oorlogskoper

Er is één geval bekend waarbij Heiloo mogelijk een dubieuze rol speelde en kan worden gezien als oorlogskoper. In 1941 kocht de gemeente een stuk landbouwgrond met daarop een woning van een Joodse eigenaar. Dit was officieel niet onteigend, maar de eigenaar werd wel tot verkoop verplicht. De tijdelijk aangestelde NSB-burgemeester Arie Eriks van Bergen kocht op persoonlijke titel een woning van een Joodse inwoner die haar rechten was kwijtgeraakt.

Dat gemeenten geen onteigend vastgoed kochten wil nog niet zeggen dat ze hierin ook geen enkele rol hadden. Op veel plaatsen werkten ze mee aan het transport en de opslag van inboedels van onteigende woningen of er waren bedrijven die dit namens de gemeente deden. Maar het is vaak ook weer onduidelijk in hoeverre dat deze gemeenten destijds was aan te rekenen. Ze stonden allemaal in meer of mindere mate onder Duitse gezag en onafhankelijk werken was er niet meer bij.

"We zijn na de oorlog te technisch omgegaan met joods slachtofferschap. Doen we dat nog steeds met mensen in nood?"

Anja Schouten - burgemeester Alkmaar

"Dit rapport is voor ons reden voor bezinning", zegt burgemeester Schouten van Alkmaar. Er werd vlak na de oorlog geen onderscheid gemaakt tussen Joodse en niet-Joodse oorlogsslachtoffers, vermeldt het rapport. In andere grote steden is bekend dat Joodse families naheffingen kregen van gemeentelijke belastingen, waardoor Joodse eigendommen alsnog verkocht moesten worden om schulden af te kunnen lossen. Schouten: "We zijn na de oorlog op een technische, bijna kille manier omgegaan met het Joods slachtofferschap. Doen we dat nog steeds? Hoe om te gaan met mensen in nood?"

Onwil

Voor zover bekend kwamen in vrijwel alle onderzochte gemeenten de woningen weer in bezit van de rechtmatige eigenaren of hun nabestaanden. Doorgaans gebeurde dit binnen één of twee jaar en zonder gerechtelijke tussenkomst. Maar soms verliep het ook heel wat moeizamer.

Zo werd een pand aan de Molenstraat in Schagen pas in 1952 overgedragen aan twee nabestaanden van de overleden Joodse eigenaren. Dit had deels te maken met de onwil van de oorlogskoper. Deze ging pas akkoord met een schikkingsvoorstel na een uitspraak van de Raad voor het Rechtsherstel.

Anja Schouten, burgemeester van Alkmaar: "We gaan ons bezinnen. Hoe gaan we nu om met mensen in nood?" - NH Nieuws

Voor Alkmaar is het niet klaar na het rapport. De gemeente onderzoekt mogelijkheden om de verhalen nog tastbaarder te maken voor de inwoners. Anja Schouten: "Wij willen hiermee verder gaan en vervolgonderzoeken blijvend ondersteunen. Het is buitengewoon pijnlijk hoe systematisch en fundamenteel de nazi's Joden van de aarde wilden vervagen; in naam, bezit en welzijn. Dit mag nooit meer gebeuren."

Joodse groeperingen in de regio zijn nauw betrokken bij het onderzoek van de Radboud Universiteit. Fabio de León van de Alkmaarse Synagoge onderschrijft het rapport. Hij is opgelucht dat het onderzoek heeft plaatsgevonden en dat de rol van gemeenten beperkt is gebleken bij bijvoorbeeld de aan- of verkoop van joodse panden. "Het blijft een moeilijke kwestie. Zoveel mensen zijn uit hun huizen getrokken en zijn niet meer teruggekeerd of konden niet meer terugkeren. Hun bezit is voor een habbekrats verkocht." De León wil het rapport verder bestuderen alvorens dieper in te kunnen gaan op het onderzoek.

Lees ook

Download de app

🔔 Blijf op de hoogte van nieuws uit jouw regio, download de gratis NH Nieuws-app.

Download on the App StoreOntdek het op Google Play