Ga naar Content

Politie ontkent ontmoedigen aangifte zedenmisdrijf, 'maar moeilijke vragen horen erbij'

AMSTERDAM - Slachtoffers van een zedenmisdrijf die ontmoedigd zouden worden om aangifte te doen. Dat doet sommige wenkbrauwen fronsen, maar de werkelijkheid is volgens de politie genuanceerder. "Het is niet de bedoeling slachtoffers te onderwerpen aan een verhoor, maar we moeten wel een compleet beeld krijgen. Daar horen moeilijke vragen bij."

Foto: Inter Visual Studio

Afgelopen weekend schreven NRC en Het Parool over MOAM-oprichter Martijn N., die volgens de twee kranten door zeker twintig mannen beschuldigd wordt van verkrachting, aanranding, geweld en drogering. In het stuk wordt beschreven hoe één van de vermeende slachtoffers in 2013 door de politie ontraden werd om aangifte te doen.

Dat zou destijds zijn gebeurd bij het politienetwerk Roze in Blauw, maar de politie kan in hun interne systeem over die melding niets terugvinden. "We weten dus ook niet hoe het is verlopen", reageert een woordvoerder. "We betreuren het dat deze slachtoffers dit gevoel hebben gehad. We willen alsnog oproepen om, wanneer je slachtoffer bent geworden van een seksueel misdrijf of seksueel grensoverschrijdend gedrag, daar melding of aangifte van te doen. Vraag dan altijd door naar de zedenpolitie."

Het beeld dat slachtoffers van zedenmisdrijven vaker worden ontmoedigd om aangifte te doen, wordt door diezelfde zedenpolitie overigens bestreden. Volgens Jan de Jong van de zedenpolitie, komt het gevoel van ontmoediging voort uit het eerste gesprek dat met een slachtoffer wordt gevoerd: het informatieve gesprek. 

"We doen er alles aan om dat gevoel weg te nemen, maar er moeten ook kritische vragen gesteld worden. En dat gevoel is sterker bij mensen die bij ons komen, die op voorhand al argwanend zijn of denken dat er toch niets mee gebeurt", stelt De Jong. Hij is één van de ruim zestig fulltime politiemensen van het team ‘Zeden’ in de stad. Zijn collega’s voeren wekelijks gemiddeld 5 á 10 van dit soort informatieve gesprekken. 

"Sommige gedetailleerde vragen zijn nodig om te bepalen of er sprake is van een strafbaar feit"

JAN DE JONG, ZEDENPOLITIE AMSTERDAM

Die gesprekken bestaan uit het verstrekken van informatie aan een slachtoffer. Zo wordt contact gelegd met het Centrum voor Seksueel Geweld en krijgen slachtoffers informatie over schadevergoedingen en de eventuele juridische gang van zaken. Daarnaast proberen rechercheurs informatie in te winnen over het delict waarvoor een slachtoffer zich bij de politie heeft gemeld.

Verhoor

"Wij moeten weten wat er exact gebeurd is. Praten over seks is sowieso al niet makkelijk, helemaal niet als je slachtoffer bent van een misdrijf. Maar sommige gedetailleerde vragen zijn nodig om te bepalen of er sprake is van een strafbaar feit. En dan komt het voor dat we zeggen: ‘Nu zeg je dit, maar net zei je nog dat'. Dan kan snel de perceptie ontstaan dat de politie een slachtoffer niet gelooft", legt De Jong uit. 

"Het is niet zo dat we een slachtoffer willen onderwerpen aan een verhoor, maar we moeten wel een compleet beeld krijgen. Als we praten over een verkrachting dan gaat het over geweld of bedreiging met geweld. Maar wat voor geweld was dat? Dat moet onderzocht worden."

De Jong vertelt dat in het informatieve gesprek een slachtoffer wordt voorgehouden wat de gevolgen kunnen zijn van een aangifte. "Het kan niet anoniem. Een aangifte kan ook niet worden ingetrokken. Daarnaast - mits het zover komt - krijgt een slachtoffer ook te maken met een rechtszaak en een eventueel hoger beroep." 

"We horen wel eens van slachtoffers: Als ik dit had geweten, was ik er nooit aan begonnen"

JAN DE JONG, ZEDENPOLITIE AMSTERDAM

"We horen weleens van slachtoffers: ‘Als ik dit had geweten, was ik er nooit aan begonnen’. Zo iemand is dan twee jaar verder en moet dan het hele verhaal nog een keer beleven bij het gerechtshof, omdat de verdachte in hoger beroep is gegaan. Dan lijkt het mij niet meer dan reëel dat wij, voordat een aangifte gedaan wordt, iemand daarop wijzen."

Na het informatieve gesprek, waarin dus ook wordt gewezen op het vervolgtraject, krijgt een slachtoffer bedenktijd, omdat het vaak gaat om een bekende van het slachtoffer. "Denk er nog eens rustig over na: wil je dit traject in? Die bedenktijd kan een dag zijn of een maand. We proberen altijd binnen twee weken iets terug horen, maar we geven het in Amsterdam nooit mee als standaard bedenktijd."

De Inspectie Justitie & Veiligheid deed vorig jaar uitgebreid onderzoek naar de werkwijze van de zedenpolitie. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat slachtoffers over het algemeen positief zijn over het contact met zedenrechercheurs, die hun werk volgens de inspectie met de juiste intenties uitvoeren. 

Toch waren er ook negatieve ervaringen bij sommige slachtoffers. Volgens de Inspectie sluit de werkwijze van de zedenpolitie niet altijd aan op behoefte en verwachtingen van een slachtoffer. "Dit kan tot frictie leiden. Wanneer hier meer aandacht voor is, kunnen zedenrechercheurs die frictie voorkomen", aldus de Inspectie.

Dat beeld herkent Richard Korver, strafrechtadvocaat en voorzitter van Stichting Landelijk Advocaten Netwerk Gewelds- en Zeden Slachtoffers (LANGZS). "Rechercheurs moeten volkomen onpartijdig en neutraal zijn. Sommige slachtoffers ervaren bepaalde vragen als ontmoediging, terwijl als een advocaat die vragen stelt of een slachtoffer wijst op het feit dat het een moeilijke zaak zal worden, dat vaak beter wordt begrepen."

Richard Korver - Foto:

Inspectie

De werkwijze bij het informatieve gesprek, de bedenktijd en de periode na de aangifte moest op aanbevelen van de Inspectie worden verbeterd. Uit het onderzoek kwam naar voren dat er meer aandacht voor behoeften en verwachtingen van de zedenslachtoffers moet zijn. 

Met de kwaliteit van de informatieve gesprekken was de politie op landelijk niveau al bezig voordat het rapport van de inspectie verscheen. Na de aanbevelingen kwam dat in een stroomversnelling, volgens De Jong. "Nadat het rapport was uitgekomen is versnelling gekomen in verbetering van de kwaliteit en is het intervisieprogramma ontstaan."

Zodoende kijkt de Amsterdamse zedenpolitie sinds begin dit jaar hun eigen opgenomen gesprekken terug. Het is de bedoeling dat een zedenrechercheur minimaal één keer per jaar een informatief gesprek terugkijkt. "Dat doen we om van elkaar te leren. Wat gaat goed en wat juist niet? Dat vereist een bepaalde instelling, feedback krijgen is soms lastig."

"Er is veel te weinig mankracht bij de zedenpolitie. De eisen die aan de verhoren worden gesteld, worden ook steeds zwaarder"

RICHARD KORVER, STRAFRECHTADVOCAAT

Toch plaatst Korver wel zijn vraagtekens bij sommige zaken, die overigens ook in andere delen van het land plaatsvinden. "Ik heb regelmatig dat ik denk: er zijn wel onderzoeksmogelijkheden, terwijl de recherche denkt: wij hebben andere zaken liggen waarin wél een opsporingsindicatie is. Denk bijvoorbeeld aan incest-zaken van lang geleden. Dat zijn complexe onderzoeken, die veel tijd kosten. De politie gaat nu eenmaal harder lopen als een vrouw binnenkomt die zegt net te zijn verkracht."

"De urgentie dat die vrouw met ons moet praten, is heel groot. Dus zo'n zaak gaat dan voor", zegt De Jong. "Na een verkrachting moeten wij door middel van een medisch-forensisch onderzoek op zoek gaan naar sporen, dat heeft dat meer haast. Maar een incest-zaak behandelen wij net zo goed. Dat is een delict, waarbij mensen vaak al lang hebben nagedacht voordat ze de stap naar de politie durven te wagen."

De Inspectie adviseerde ook dat de politie meer zedenrechercheurs moet opleiden om de hoge werkdruk bij de bestaande afdelingen te verlichten. "Er is veel te weinig mankracht bij de zedenpolitie", reageert Korver. "De eisen die aan de verhoren worden gesteld, worden ook steeds zwaarder. Het moeten allemaal gecertificeerde mensen zijn - dat is heel goed -, maar je zou willen dat de capaciteit eerder wordt verdubbeld."

"Ik zou het jammer vinden als het beeld ontstaat dat we te druk zijn. In Amsterdam kunnen we nog steeds alles afhandelen"

JAN DE JONG, ZEDENPOLITIE AMSTERDAM

Meer mensen is altijd beter, beaamt De Jong, maar hoewel in andere regio’s zedenzaken nog wel eens op de plank blijven liggen, is dat in Amsterdam volgens hem niet het geval. "Ja, de werkdruk is hoog, maar we zijn nog steeds in staat om iedereen te woord te staan. Ik zou het jammer vinden als het beeld ontstaat dat we te druk zijn. Het landelijke beeld onderschrijf ik wel, maar in Amsterdam hebben we nog geen ‘plankzaken’. We kunnen nog steeds alles afhandelen."

Slachtoffers van een zedenmisdrijf moeten zich volgens hem daarom altijd melden bij de politie. En dat geldt ook voor mensen uit de lhbtiq+-gemeenschap. "Ook die groep kan direct met ons in contact treden. We hebben ervaring genoeg."

Lees ook

💬 Wil je niets missen uit Amsterdam?

Tikfout gezien? Laat het ons weten via [email protected]