Ga naar Content

Nog steeds te weinig standplaatsen voor woonwagens

Gemeenten hebben nog steeds te weinig standplaatsen voor woonwagens. In vijf jaar tijd zijn er minder dan vijftig plekken bijgekomen, terwijl er zeker 4000 nieuwe standplaatsen nodig zijn. En het ziet er niet naar uit dit in de komende vijf jaar verandert, staat in een onderzoek in opdracht van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme en het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Gemeenten zijn wettelijk verplicht om woonwagenbewoners een standplaats te geven omdat het gaat om een beschermde woonvorm.

Van uitsterf- naar uitstelbeleid

Tussen 1999 en 2018 was het actief beleid van gemeenten om standplaatsen op te heffen. Dit 'uitsterfbeleid' werd onder druk van het Europees Hof van de Rechten van de Mens en de Nationale Ombudsman afgeschaft.

Met het nieuwe beleid hoopte de overheid perspectief te bieden aan woonwagenbewoners, maar daar komt dus niet veel van terecht. De onderzoekers concluderen dat het uitsterfbeleid niet is verdwenen, maar is veranderd in een 'uitstelbeleid'. Dat betekent onder meer dat er wachtlijsten zijn voor een standplaats.

Nog steeds schrijnende situaties

Het duurt nu soms wel dertig jaar voordat mensen in een gemeente een standplaats krijgen voor hun woonwagen. Veel woonwagenbewoners wonen daardoor noodgedwongen in een gewoon huis.

Dat is problematisch, zegt Marlou Schrover, hoogleraar migratiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden, want als je eenmaal in een gewoon huis bent gaan wonen, mag je volgens de Nederlandse wet niet meer in een woonwagen wonen. Voor mensen die jaren moeten wachten op een standplaats is dat erg schrijnend. "Veel woonwagenbewoners zeggen: het is onze cultuur en die is in de Tweede Wereldoorlog van ons afgepakt", zegt Schrover.

Lange geschiedenis van onderdrukking

Uit het onderzoek blijkt dat een deel van het beleid wordt beïnvloed door antiziganisme: dat is een irrationele angst tegenover Roma, Sinti en andere rondreizende groepen.

Niet elke gemeente erkent het recht van woonwagenbewoners op huisvesting, zegt Huub van Baar, hoogleraar aan de Universiteit Leuven en gespecialiseerd in Sinti en Roma. Dat heeft volgens hem veel te maken met een stigma dat kleeft aan woonwagenlocaties.

In de laatste honderd jaar werden woonwagenbewoners vaker allemaal op dezelfde plek geplaatst. "En er werden hoge eisen gesteld aan de woonwagens, waardoor ze zo groot moesten zijn dat de bewoners niet meer konden rondtrekken, terwijl ze voor hun beroep daar vaak afhankelijk van waren."

Een van de gevolgen was dat veel woonwagenbewoners zonder werk kwamen te zitten. Toen ontstond volgens Van Baar het stigma dat woonwagenbewoners niet werken. "Terwijl de overheid dat probleem zelf gecreëerd heeft."

Dat stigma had allerlei gevolgen, bijvoorbeeld voor het krijgen van een lening. "Woonwagenbewoners komen bijvoorbeeld niet altijd in aanmerking voor een hypotheek. En dat maakte het moeilijker om een standplaats te kunnen kopen, zegt Van Baar.

De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme zegt in een reactie dat de rijksoverheid nu aan zet is. "Die moet gemeenten bewegen tot adequaat beleid dat de mens centraal zet, en niet uitgaat van discriminerende vooroordelen die er bestaan over woonwagenbewoners. Zij hebben nu lang genoeg in de kou gestaan."

Dit is nieuws van NOS. Wil je deze artikelen blijven zien?