Bart Lensink, oud-directeur van Artis, is op 99-jarige leeftijd overleden. Lensink speelde een belangrijke rol in het ontwikkelen van fokprogramma's voor dierentuinen. Mede dankzij hem hoefden er voortaan geen beschermde dieren meer in het wild te worden gevangen.
In de periode vóór Lensink, hij trad in 1973 als directeur aan, was Artis een soort postzegelverzameling. Op een relatief klein oppervlak werden zoveel mogelijk dieren verzameld. Twee soorten zebra's waren niet voldoende. Nee, Artis wilde het liefst alle soorten zebra's tonen. Met als resultaat dat er te veel dieren in te kleine hokken kwamen te zitten.
Dierenhandel
Begin jaren zeventig werd het steeds duidelijker dat in het wild een heleboel dierenpopulaties onder druk stonden. Veel soorten werden ernstig bedreigd. Lensink besloot daarom geen gebruik meer te maken van handelaren die hun dieren uit het wild haalden. Vaak gebeurde dat op onverantwoordelijke wijze, namelijk door bijvoorbeeld de moederleeuw of -ijsbeer te schieten en haar jongen voor veel geld aan dierentuinen te verkopen. Dat moest stoppen, vond Lensink.
Maar dierentuinen hadden wel vers bloed nodig om te overleven. Daarom sloten Artis en Blijdorp, met later de dierentuin van Antwerpen, de handen ineen. In de jaren die volgden verspreidde dit idee zich als een olievlek over Europa en ontstonden de Europese fokprogramma's voor bedreigde dieren.
Tekst gaat verder onder de foto.
Bart Lensink stond hiermee aan de wieg van de moderne Europese dierentuin. Dierentuinen hoefden nu niet meer diep in de buidel te tasten voor nieuwe dieren. De in het wild bedreigde populaties konden bovendien met rust worden gelaten. Voortaan werden dierentuindieren geruild of tijdelijk uitgeleend.
"Dieren horen in principe thuis waar ze geboren zijn: in het wild"
"Dieren horen in principe thuis waar ze geboren zijn: in het wild", betoogde Lensink tegen iedereen die het horen wilde. "Als je ze in de dierentuin wil hebben, moet je duidelijk aangeven waarom. Dat kunnen educatieve redenen zijn, om mensen in contact te brengen met de levende wereld. Maar daarvoor hoef je niet de hele levende wereld te laten zien, je kunt daaruit ook keuzes maken."
Meer ruimte, minder soorten
Het resultaat was dat onder Lensink het aantal diersoorten in Artis met een derde werd teruggebracht. De dieren die overbleven kregen meer ruimte. Wel bleef het totaal aantal dieren ongeveer gelijk omdat sommige soorten weer in groepen konden worden gehouden, zoals in het wild. Daarvóór stonden kuddedieren als antilopen en zebra's vaak slechts met z'n tweeën in het perk.
Veel toenmalige dierverzorgers maakten zich grote zorgen om de revolutionaire plannen van hun directeur. Ze vreesden dat dit het einde van de dierentuin zou betekenen. Het tegendeel bleek waar.
"Ik denk dat Lensink de man is geweest die het voortbestaan van de dierentuin heeft gewaarborgd", zegt oud-verzorger Luc van Walbeek. "Anders was het slecht afgelopen."