Ga naar Content

Gerelateerde videos

De Verdwenen Stad: dankzij Beijnes hadden veel Haarlemmers brood op de plank

In het programma De Verdwenen Stad gaan we iedere keer naar een andere plek in Haarlem om te kijken hoe die in de loop van de tijd is veranderd. Deze keer staat de Beijnes-fabriek centraal. Hier werden, pal tegenover het station in Haarlem, trein- en tramstellen gemaakt. Tot 1958, toen vertrok Beijnes met al zijn spulletjes naar de nieuwe vestiging in Beverwijk. 

De fabriek bevond zich pal tegen het station, hier aan de linkerkant. Inmiddels staat er een heel ander gebouw. - Foto: NH

Haarlem werd in de 19de eeuw een industriestad. De Beijnesfabriek ontwikkelde zich in die tijd als een belangrijke werkgever. Op het hoogtepunt werkte er zo'n vijfhonderd man. Tel daar de toeleveringsbedrijven bij op en dan zorgde de fabriek bij zo'n 12 procent van de werkende Haarlemmers voor brood op de plank. 

Koninklijk

Beijnes wist zich in korte tijd te ontwikkelen van koetsenmaker tot een fabrikant van treinstellen. Met zijn vooruitziende blik verplaatste hij zich activiteiten van de Riviervismarkt naar het Stationsplein. Op dat moment was er alleen nog maar een lijn tussen Amsterdam en Haarlem, maar Beijnes voorzag dat het railnet spoedig zou worden uitgebreid. En dat was precies wat gebeurde.

In 1892 bezocht, de toen nog prinses, Wilhelmina de fabriek. Samen met haar moeder Emma maakte ze een reis door het land. Ze zou spoedig koningin worden. Dat Beijnes op de agenda stond, gaf wel aan dat de fabriek toen al een goede reputatie had. "Beijnes had status", voegt conservator De Bruin van het Noord-Hollands Archief er aan toe. "Hij heeft ook speciaal voor Wilhelmina een treinstel laten bouwen."

Tekst gaat door onder de foto.

Jan Beijnes vertelt over de fabriek - Foto: NH

Hallen

"Dit waren de hallen", legt Jan Beijnes uit. Hij is een telg uit de beroemde familie van treinenbouwers. "Er werd steeds een stukje aangebouwd, want het moest steeds groter. De fabriek groeide natuurlijk. Aan de zijkant van het woonhuis van mijn overgrootvader werden de hallen gebouwd. Zo bouwden ze vroeger altijd fabrieken. De eigenaar woonde altijd in het midden en die bouwde aan allebei de kanten zoveel mogelijk uit als ie grond kon krijgen."

Tekst gaat door onder de foto.  

Oprichter J.J.Beijnes - Foto:

Derde klas rijtuig

Om met eigen ogen het werk van Beijnes te zien, brengen we een bezoek aan het Spoorwegmuseum in Utrecht.  Jeroen Vink van het museum loodst ons langs de treinstellen. We beginnen bij het oudste rijtuig, derde klas. Gebouwd in 1874. "Je kunt derde klasse altijd herkennen aan de harde houten banken."

"Die treinen werden zo stevig gemaakt dat je nooit vervolgorders kreeg"

jan beijnes

Het was niet comfortabel, maar volgens Vink maakte de snelheid waarmee mensen zich konden verplaatsen, veel goed. "Zestig kilometer per uur. Dat was ongekend, anderhalf keer de snelheid van een galopperend paard. Je zat weliswaar op die harde houten banken, maar je zat droog. Het was nog niet verwarmd en verlichting was ook nog een probleem. Maar het comfort van het glad over het spoor rijden was groot." Het alternatief was een koets, maar zelfs met een goed verende koets kwam je geradbraakt op je bestemming aan. Zo slecht waren de wegen. Het alternatief was de trekschuit, maar die ging tergend langzaam. 

Tekst gaat door onder de foto. 

Jeroen Vink bij het oudst bewaarde treinstel - Foto:

De treinstellen van Beijnes zagen er niet alleen gedegen uit, ze waren het ook. Volgens Jan Beijnes misschien wel iets te gedegen: "Die treinen werden zo stevig gemaakt dat je nooit vervolgorders kreeg. Ze versleten niet. Je kan beter iets vlugger bouwen, dan kan je wat meer verkopen. Maar je vestigt wel een ijzersterke naam. Dat had Beijnes, die was kwalitatief heel goed." 

Tekst gaat door onder de foto. 

Foto:

Uitbreiding

Het ging steeds beter met de zaken en daarom was uitbreiding noodzakelijk. Conservator Alexander de Bruin laat ons de blauwdrukken zien van de vergroting van de fabriek uit het einde van de 19de eeuw.

De Bruin: "De fabricage neemt een enorme vlucht vanwege de grote kwaliteit en de afwerking. Ook in die tijd moest je daar keurig een plan voor indienen bij de gemeente. Dit zijn de bouwtekeningen uit de dossiers. Dit is het voorstel en zo is het ook gebouwd."

Tekst gaat door onder de afbeelding. 

Interieur van de fabriekshal - Foto:

Jan Beijnes kan zich nog goed herinneren dat hij als kind in de fabriekshal kwam en daar speelde. "Dat was ontzettend leuk al die machines. Al die mensen die daar aan het hameren en snijden waren. Al dat lawaai. Het was een grote fabriekshal. Je zag daar de treinstellen die in verschillende stadia werden gebouwd. Dat was indrukwekkend." Dat hij daar als klein mannetje tussendoor rende, was achteraf gezien niet ongevaarlijk. "Daar lette men toen nog niet zo op", zegt Beijnes met een grote lach.

Einde

Na de oorlog was uitbreiding niet meer mogelijk. In 1950 verhuisde een deel van de werkzaamheden van Haarlem naar Beverwijk. In 1958 was het in Haarlem echt te klein geworden en verdween Beijnes definitief van het Stationsplein.

Beijnes: "In Beverwijk was het schitterend geregeld. Ze hadden een eigen stationnetje. Met de lijn Uitgeeest-Beverwijk. Twee keer per dag reed daar de Beijnes-trein dat het personeel uit Haarlem naar de fabriek bracht."

Kijk hier voor meer afleveringen van De Verdwenen Stad.

Download de app

🔔 Blijf op de hoogte van nieuws uit jouw regio, download de gratis NH Nieuws-app.

Download on the App StoreOntdek het op Google Play