Ga naar Content

Gerelateerde videos

De verdwenen stad: voor de kinderen van het Burgerweeshuis werd goed gezorgd

In het programma De verdwenen stad gaan we iedere keer naar een andere plek in Amsterdam om te kijken hoe die in de loop van de tijd is veranderd. Deze keer bezoeken we het voormalige Burgerweeshuis in het centrum van de stad, waarin sinds 1975 het Amsterdam Museum is gevestigd. 

Het voormalige Lucienklooster - Foto: Stadsarchief Amsterdam

De stad Amsterdam zorgde van oudsher goed voor haar wezen. De burgemeester legde zelfs een speciale eed af waarin hij beloofde voor hun welzijn te zullen zorgen. Al in 1520 werden in de stad wezen opgevangen in speciale huizen. Ze kwamen daarvoor in aanmerking als beide ouders waren overleden en ze niet ouder waren dan tien jaar.

Dat eerste weeshuis bevond zich op een andere plek dan de locatie Kalverstraat, waar we nu zijn. Op deze plek stond ooit een klooster, het Lucienklooster. Na de Alteratie van Amsterdam in 1578, waarbij het katholieke stadsbestuur werd afgezet, werd de stad van katholiek protestant en vielen de bezittingen van het Lucienklooster ten deel aan het weeshuis. Op de plek van het klooster werd nu een weeshuis gesticht, wel met de afspraak dat de kloosterlingen hier tot hun dood mochten wonen.  

"De wezen waren een soort van levende collectebussen"

Annemarie de wildt, conservator amsterdaM MUSEUM

Burgerweeshuis

Zo vestigde het burgerweeshuis zich dus in het centrum van de stad aan de Kalverstraat, tegenwoordig de drukste winkelstraat van ons land. Daar hoorde ook een mooie toegangspoort bij. Boven de poort kwam een reliëf met daarop een groep weeskinderen rond het embleem van het huis: een witte duif. En die duif was op zijn beurt het symbool van de Heilige Geest. 

Het onderschrift luidde: Ay ga niet voort door dele poort. Of helpt een luttel dragen.

Het was een oproep aan alle Amsterdammers om een bijdrage te leveren aan de arme wezen die hier woonden. De weeskinderen waren voor iedereen in de stad duidelijk herkenbaar.

"De wezen droegen hele bijzondere uniforms", zegt conservator van het Amsterdam Museum, Annemarie de Wildt. "In zwart en rood, de kleuren van de stad. Met een scheiding in het midden. Mensen zeiden wel eens: het waren een soort levende collectebussen. Iedereen kon zien: dat zijn stadswezen en hier moeten we voor zorgen. Er stond het vroeger ook een collectebus voor de deur."

Foto:

Gescheiden

Als we door de poort gaan, lopen we als het ware de achttiende eeuw in. Veel is er in al die tijd niet veranderd, wel opgeknapt. We komen op een van de jongensbinnenplaatsen van het oude Burgerweeshuis. Het was de plek waar ze speelden en toegang gaf tot de vertrekken waar ze aten en sliepen.

Jongens en de meisjes leefden volgens Annemarie de Wildt strikt gescheiden. Nu loop je door een andere poort richting de meisjesafdeling, maar dat was vroeger niet mogelijk.  "Zelfs broertjes en zusjes zagen elkaar bijna nooit", zegt De Wildt, "misschien alleen op zondag, als iedereen naar de kerk ging, zagen ze elkaar in de verte."

De meisjesvertrekken kregen hun eigen poort die uitkwam op de Luciensteeg, die is vernoemd naar het voormalige klooster. Om die poort uit te gaan hadden de meisjes, en ook de jongens, een speciale penning. Die moesten ze, bij het verlaten van het weeshuis, afgeven bij de portier. Die wist dan dat de jongen of het meisje toestemming had om naar buiten te gaan.

Beroep

De jongens leerden al vroeg een beroep, dat was meestal het beroep van hun vader. Dus de zoon van een timmerman ging in de leer bij een timmerman. Het leven van de meisjes speelde zich voornamelijk af binnen de muren van het weeshuis. Ze leerden breien, naaien en het huishouden doen.

De Wildt: "In de loop van de negentiende eeuw, en vooral in de loop van de twintigste eeuw,  werd het veel vrijer en mochten ze ook buiten de poorten naar school en mochten ze met vriendjes en vriendinnetjes spelen."

Conservator Judith van Gent laat een jurkje zien dat is gedragen door een van de weesmeisjes - Foto: Robert Jan de Boer

Gouden koets

In het Amsterdam Museum is ook de Gouden koets te zien. Deze koets was een cadeau van de bevolking van Amsterdam voor koningin Wilhelmina. Op haar huwelijksdag in 1901 werd het rijtuig officieel in gebruik genomen. Bijzonder is dat de weesmeisjes hebben meegeborduurd aan de kussens van de Gouden koets. Ook allerlei Amsterdamse vrouwenverenigingen droegen er aan bij.

"We weten helaas niet waar de weesmeisjes aan meegeborduurd hebben", zegt De Wildt. De koets is onlangs helemaal gerestaureerd, maar er is bewust besloten de binnenkant alleen een beetje schoon te maken en niet te vervangen, want daarmee zou je anders het werk van die Amsterdamse vrouwen rond 1898 vernietigen."

Oefeningen in borduren - Foto: Amsterdam Museum

Het is dus niet bekend wat de weesmeisjes precies hebben gemaakt, maar wel wie het deden. Althans, naar alle waarschijnlijkheid. Conservator Judith van Gent laat ons in het depot de merklap en stoplap zien van Paulina Sophia Roos. Zij was een van de meisjes die ten tijde van de Gouden koets uitmuntte in borduurvaardigheid.

Op de merklap uit het depot oefende de toen veertienjarige Paulina op het borduren van letters en figuren.  Wat het verhaal van Paulina extra bijzonder maakt, is dat ze haar hele leven in het weeshuis heeft gewoond: eerst als wees en later (waarschijnlijk) als lerares.

Paulina overleed in 1958. Twee jaar later werd een nieuw Burgerweeshuis in gebruik genomen aan het IJsbaanpad, ontworpen door Aldo van Eyck. Het voormalige Burgerweeshuis werd door de gemeente Amsterdam opgekocht en sinds 1975 is het Amsterdam Museum hier gehuisvest. 

Kijk hier voor meer afleveringen van De verdwenen stad

Download de app

🔔 Blijf op de hoogte van nieuws uit jouw regio, download de gratis NH Nieuws-app via de App Store of de Google Play Store.