Ga naar Content

Gerelateerde videos

De verdwenen stad: Vlooienburg moest wijken voor de Stopera

In het programma De verdwenen stad gaan we iedere keer naar een andere plek in Amsterdam om te kijken hoe die in de loop van de tijd is veranderd. Deze keer is dat Vlooienburg, de Joodse wijk die na de oorlog werd platgegooid voor de Stopera.

Ouderlijk huis van Teun Stolk aan het Waterlooplein - Foto: Anefo

Ooit was de Joodse wijk Vlooienburg een eiland, omringd door grachten en de Amstel. Waar nu de Stopera staat, was het Waterlooplein en drukbevolkte straatjes als de Korte Houtstraat en de Zwanenburgstraat. Een van de toenmalige bewoners is Teun Stolk. Hij woonde op het Waterlooplein, nummer 86 driehoog. Een klein woninkje dat hij moest delen met zijn vader, moeder en twee zussen. "Als je binnenkwam stond je in de huiskamer, met een keukentje en een wc. Het was zo smal, als je op de wc zat kon je bij wijze van spreken in de soep roeren", herinnert Stolk zich met een grote glimlach.

Flip Verkooij woonde in de Korte Houtstraat, een zijstraat van het Waterlooplein. Hij herinnert zich alleen de tijd na de oorlog, toen heel veel huizen in de buurt al waren ingestort. De Joodse bewoners waren weggehaald door de Duitsers en hun huizen leeggehaald door buurtbewoners, met name vanwege het hout voor de kachels. Flip had de luxe van een eigen kamertje, omdat zijn zussen en broers na de oorlog waren getrouwd. Teun moest de enige slaapkamer delen met zijn twee zussen. Zijn ouders sliepen in de woonkamer op een opklapbed.

Zowel Teun als Flip zijn uit handen van de Duitsers gebleven, omdat ze beiden uit een gemengd huwelijk komen.

"Het was bij ons zo smal, als je op de wc zat kon je bij wijze van spreken in de soep roeren"

teun stolk, oud-bewoner waterlooplein

Foto's

Rene Kok, onderzoeker van het NIOD, laat ons foto's zien van het Waterlooplein. "De foto's zijn gemaakt door een Duitse fotograaf in hun opdracht. De laatste foto's van de jodenwijk zoals die ooit was en ook nooit meer zou terugkomen, omdat er zoveel mensen zijn vermoord."

Het zijn volgens Kok interessante foto's en ook mooi gemaakt, maar het waren propagandafoto's, bedoeld voor een brochure over Joden in Nederland. Met een anti-semitisch bijschrift krijgen onschuldige markttafereeltjes een heel andere lading. Het doel was om Nederlanders te laten weten dat Joden niet waren zoals zij, maar anders. Dus er moest getoond worden dat ze anders waren. "Jodenvervolging was er nog niet, maar dit is eigenlijk de eerste zet van de Duitsers op dat terrein."

Jodenvervolging

De Duitsers wilden dat 'gewone Nederlanders' geen last zouden ondervinden van de Jodenvervolging. Dat ze er zo min mogelijk van zouden zien. Dat veranderde in februari 1941. Op klaarlichte dag vonden er toen razzia's plaats. Dat leidde tot twee dagen protest.

Kok: "Dat is de enige keer in de bezette landen dat er tegen is geprotesteerd. De eerste dag is de politie overdonderd, maar de tweede dag grijpen de Duitsers hard in. Er worden mensen doodgeschoten en dat is eigenlijk meteen het signaal voor de Amsterdammers om zich daar niet langer tegen te verzetten. Het is echt gevaarlijk, dit kan je leven kosten." 

Anti-Joodse maatregelen

De Duitsers zijn boos vanwege het februariverzet en beginnen met anti-Joodse maatregelen: Joden mogen niet meer op de fiets, in het park, er komen aparte Joodse scholen, ze mogen geen telefoon meer. In eerste instantie komt er een groot hek van prikkeldraad rond de Waterloopleinbuurt, maar dat verdwijnt weer omdat in de wijk ook veel niet-Joodse mensen wonen, die anders ergens anders naartoe moeten. De wijk wordt weer opengegooid, maar door de hele stad komen borden met Joodse wijk op plekken waar meer dan vijftig procent Joden wonen. 

Spijt

Teun laat een foto van zijn opa zien. Hij was fruitkoopman en woonde om de hoek. "Mijn opa is vergast toen-ie 43 was. Hij werd weggehaald met het hele gezin. Mijn moeder hoefde niet naar Auschwitz, omdat ze gemengd gehuwd was. Maar ze is wel in Westerbork geweest. Van daaruit wilde ze met haar ouders mee, maar dat ging niet door. Omdat ze mij had, heeft mijn oma haar teruggestuurd. Maar ze heeft haar hele leven spijt gehad dat ze niet meegegaan is, ondanks dat ze mij had."

Teun met moeder en zusje - Foto: eigen foto

Deportaties

De oma en opa van Teun waren niet de enige slachtoffers van de Duitse Jodenvervolging. Ook veel familieleden van Flip waren erbij. Zijn moeder sprak nadien nauwelijks over de oorlog. "Maar ze vertelde wel dat zo'n zeventig familieleden nooit meer zijn teruggekomen", zegt Flip Verkooij. "Dus oma en opa, ooms en tantes, en neefjes en nichtjes."

"In juli 1942 beginnen de deportaties", legt Rene Kok uit, "en wordt die wijk steeds leger en leger. Eigenlijk zijn de Duitsers in september 1943 klaar. Ze verklaren Nederland Judenfrei. Dat betekent dat in 14 maanden tijd van de 80.000 joden in Amsterdam, er 60.000 zijn gedeporteerd." 

Straatarm

Na de oorlog keerden er maar weinig terug naar Vlooienburg. Huizen waren verwaarloosd, onbewoonbaar geworden of zelfs ingestort. Ook die van niet-Joden. De mensen van Vlooienburg waren doorgaans arm en tijdens de hongerwinter hadden ze helemaal niets meer. Kok laat aan de hand van een serie foto's zien hoe een van die bewoners tijdens de hongerwinter al het hout uit zijn eigen huis sloopte en opstookte, om warm te blijven en om te kunnen koken. "Hij haalt hele kozijnen uit zijn eigen woning om maar zijn gezin te kunnen verzorgen."

"Amsterdam moest een stadhuis en wilde een opera en uiteindelijk is de Stopera daar terecht gekomen. Dat was nog een volgende aanslag op wat het Waterlooplein was"

rene kok, onderzoeker niod

Gesloopt

Dat Vlooienburg na de oorlog niet is herbouwd, vindt Teun Stolk onbegrijpelijk. "Kijk, op Kattenburg hebben ze de voorgevels laten staan en daarachter hebben ze nieuwbouw gemaakt. Dat hadden ze ook in de Joodse wijk kunnen doen."

"Na de oorlog is nooit wat gedaan aan de plek waar wij gewoond hebben", zegt Teun.  "Als het regende, moest mijn vader naar het dak om de goot leeg te scheppen en we liepen onder van de muizen, want we hadden aan allebei de kanten pakhuizen. Nou, dan weet je het wel."

"Dat deze buurt wel bewoond werd, maar halfleeg stond heeft nog tot tientallen jaren na de oorlog geduurd", zegt Titia Zoeter, conservator van het Joods Historisch Museum. "Ondertussen werd er af en toe iets gesloopt. Het was een ravage. Uiteindelijk vond de gemeente dat er iets nieuws moest komen." 

Rene Kok: "Hoe jammer is het dat die Stopera kwam. Op de hoek van de Stopera stonden prachtige panden. Het is ook geen vrolijk gebouw, die Stopera. Maar Amsterdam moest een stadhuis en wilde een opera en uiteindelijk is-ie daar terecht gekomen. Dat was nog een volgende aanslag op wat het Waterlooplein was."

Kijk hier voor meer afleveringen van De verdwenen stad

Download de app

🔔 Blijf op de hoogte van nieuws uit jouw regio, download de gratis NH Nieuws-app via de App Store of de Google Play Store.