Ga naar Content

Gerelateerde videos

De verdwenen stad: snuffelen op de grond op het Waterlooplein

In het programma De verdwenen stad gaan we iedere keer naar een andere plek in Amsterdam om te kijken hoe die in de loop van de tijd is veranderd. Deze keer is dat het Waterlooplein. Kooplui stalden hier hun waar uit op de grond. Veel van de spullen werd opgeknapt, gewassen en weer doorverkocht.

De plek van het latere Waterlooplein - Foto: Stadsarchief Amsterdam

Als we voor de Mozes en Aaronkerk staan lijkt de omgeving in niets, op de kerk na dan, op de prent die we eerder vonden in de beeldbank van het Stadsarchief. Voor de kerk stroomde het water van de Leprozengracht, om de hoek was de Houtgracht. Beide grachten zijn zo'n honderdveertig jaar geleden gedempt.

Waar eens huizen stonden, aan de rechterzijde van de kerk (op de prent), is nu de Filmacademie. Een groot verkeersplein maakt de verandering compleet. Ook de Stopera staat er nu, waarvoor een complete joodse wijk moest plaatsmaken. "Honderdvijftig jaar geleden was het een stuk anders", zegt Titia Zoet, conservator van het Joods Historisch Museum.

"Dat heeft de gemeente echt gedaan om er markt te laten zijn. In de straatjes hierachter, vooral in de Jodenbreestraat, was het vroeger altijd een drukte van jewelste met marktkooplieden en andere mensen die daar hun waar aan de man brachten en dat vond de gemeente een beetje een zooitje worden. Als het water gedempt zou worden kon daar een nettere markt komen, was de gedachte." 

Hannes koopt alles

De Waterloopleinmarkt werd een markt beroemd tot over onze landsgrenzen. Zeker vroeger was hier bijna alles te koop. Zelfs een vliegtuig of een brandweerauto kon je hier met een beetje geluk vinden. Maar die tijd is voorbij. De markt van toen is nu niet meer.

Het was er ooit een levendige bende. Talloze marktlieden stalden hun waar uit. Zo ook Hannes, de vader van Teun Stolk. Hannes kocht alles en Hannes verkocht alles. "Vroeger was ie voddenman in de Watergraafsmeer, maar na een jaar of twintig wisselde hij zijn vergunning in om marktkoopman te worden."

De Stolkjes woonden aan de markt, voor de deur was het dan ook altijd erg druk. "Het stond er helemaal vol met marktkooplui", herinnert Teun zich. "En alles lag op de grond, dat was het leukste ervan. Als mijn vader terugkwam uit de wijk met vodden, dan kwamen de mensen naar buiten. De kleding werd uitgezocht, gewogen en gekocht. De vrouwen gingen het dan wassen en strijken en een knoopje aanzetten. En dan gingen ze langs de deuren om het weer te verkopen. Alles werd doorverkocht. Alles."

Soms werd bij een overlijden ook een hele woning leeggehaald en doorverkocht. "Als mijn vader dan met een hoop handel terugkwam, kwamen de andere kooplui eropaf. Dan was zowat de helft al verkocht voordat hij op de markt was."

"Het Waterlooplein was de mooiste plek die er bestaat"

flip verkooij, oud-bewoner

De mooiste plek

"Het Waterlooplein was de mooiste plek die er bestaat", zegt Flip Verkooij. Ook hij werd groot, net als Teun, op de markt. "Je stapte de deur uit. Je hebt allemaal leven om je heen, allemaal gezellige mensen, aardige mensen. Je kende iedereen. Dat was het Waterlooplein. Een grote familie. Oudere mensen waren oom en tantes. Ik had dus heel wat ooms en tantes. Ome Frans, ome Ferry, ome Co." 

Waterloopleinmarkt - Foto: Stadsarchief Amsterdam

"Het is een hele drukke en levendige markt geweest", zegt Titia Zoeter. "Mensen kwamen uit het hele land naar het Waterlooplein. Je kon er van alles krijgen: van schilderijlijsten tot tweehands kleding. Echt koopjes kon je er doen. Het was een markt die ook op zondag open was, omdat er best wel veel joodse kooplieden stonden en die hadden op zaterdag hun vrije dag. Het was een echt zondagsuitje."

Snuffelen

"De mensen hielden van snuffelen op de grond, niet op stallen", herinnert Teun zich. "Gereedschap werd gewoon op de grond gegooid, op een zeiltje. Kleding werd op de grond gegooid. Een hele inboedel werd er neergezet: tafels, stoelen, het ging allemaal weg." Ook de standwerkers waren beroemd en berucht. Mensen gingen naar huis met spullen die ze eigenlijk niet nodig hadden. Als je nu op de markt komt zijn er meer stallen en is het ook veel meer georganiseerd. 

Boefje

"Ik was niet zo'n braaf jongetje, ik was meer een boefje", kijkt Teun terug op zijn jeugd. De markt was een plek geschikt voor kattenkwaad (en meer). "Ik haalde alleen maar rottigheid uit." Teun moest zich regelmatig melden op het politiebureau op het Jonas Daniel Meijerplein. Een van die keren, bij het weggaan, draaide hij de ventieldopjes af van alle politiefietsen die er stonden. Daar kan Teun nog steeds hard om lachen. "Maar ze wisten wel precies wie dat gedaan had, hoor."

Als hij het weer eens te bont had gemaakt, moest Teun zich op zaterdag melden op het hoofdbureau aan de Elandsgracht. Strafregels moesten ze daar schrijven. "Ik mag niet stelen, want dan had ik weer een fiets gepakt, ik mag geen fikkie stoken." Meldde hij zich niet op het bureau, dan bracht oom agent hem hoogstpersoonlijk ernaartoe, achterop de fiets. Terug kon Teun dan lopen. 

Teun Stolk en de kwajongens van toen - Foto: Teun Stolk

Fijne tijd

Teun en Flip en al die kwajongens van toen, zien elkaar na al die jaren nog steeds met regelmaat. "Ik denk dat er nog zo'n twaalf zijn. Als we bij elkaar zijn, praten we altijd over vroeger. Ik weet niet wat het is, maar we hebben daar zo'n fijne tijd gehad. We zijn allemaal tegen de tachtig en boven de tachtig. En nog hebben we het er altijd over. Het was een geweldige tijd. Zoiets komt nooit meer terug."

Kijk hier voor meer afleveringen van De verdwenen stad

Download de app

🔔 Blijf op de hoogte van nieuws uit jouw regio, download de gratis NH Nieuws-app via de App Store of de Google Play Store.