Ga naar Content

Eindelijk weer een turnjuf: "Het mooiste zou zijn als het echt een vak wordt"

In Landsmeer zijn de kinderen dolblij: er kan weer onder begeleiding geturnd worden. Na een jaar is er eindelijk een nieuwe trainer gevonden. Wilskracht is niet de enige vereniging die moeite heeft om een docent te vinden, want maar liefst 1 op de 5 sportclubs zitten zonder. En dat is volgens Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) geen goede zaak.

Eindelijk weer een turnjuf in Landsmeer - NH Nieuws

De kinderen oefenen hun lenigheid en ook de sprongen worden herhaald. Door corona vindt de les buiten plaats met beperkte middelen, maar dat houdt de turnliefhebbers niet tegen. Astrid Lindström geeft de les en is blij dat er zoveel leerlingen zijn teruggekomen. Een jaar lang is er geen kattensprong gedaan in Landsmeer, waardoor de vereniging weer alles opnieuw moest opbouwen.

Er was al een tekort, maar het coronavirus maakte het werven van docenten extra moeilijk. "In de sport weet je niet of je binnen of buiten kan gaan trainen, of we überhaupt mogen trainen. Dus dat is heel lastig. Dan heb je als trainer ook geen zekerheid", vertelt Astrid. "En daarnaast is het voor iedere club lastig om trainer te vinden. Er lijkt een chronisch tekort. En dat is heel erg jammer, want veel verengingen in dorpen staat te springen om nieuwe turnjuffen en meesters."

Baan ernaast

Bij veel verenigingen is het te kort dus een veelvoorkomend probleem. Volgens het Mulier Instituut, dat onderzoek doet naar sport in Nederland, heeft 1 op de 5 sportclubs onvoldoende gekwalificeerde trainers. Jimmy van Dijk van de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) ziet dat in de turnwereld dit een steeds groter probleem is. "Een trainer van buitenaf vinden is moeilijk."

Volgens Van Dijk komt dit doordat veel trainers het lesgeven erbij doen: "Soms zie je trainers het combineren met een baan. Maar het valt niet mee om daar een volledige job van te maken." De Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) ziet wel steeds meer banen ontstaan. "Ook zien we dat clubs gaan samenwerken, meer uren aanbieden."

Tekst gaat door onder de foto's

Zowel Van Dijk als Lindström geloven niet dat het rapport 'Ongelijke leggers', over grensoverschrijdend gedrag in de turnwereld, het probleem groter maakt. Van Dijk benadrukt dat er ook heel veel goed gaat en dat het imago weer opgekrikt moet worden.

Geëmotioneerde trainers door rapport

"Er zijn mensen die nu misschien niet meer durven te zeggen dat ze turndocent zijn. Het doet iets met alle trainers. Sommige trainers raken er geëmotioneerd door", vertelt van Dijk. Lindström vult aan: "Je hoort wel veel mensen erover, maar je hoort in zo’n recreatieve omgeving dat mensen juist die ervaring niet delen."

Opleiden en belonen

Om meer trainers aan te trekken raadt Van Dijk turnclubs aan om naar hun eigen mensen te kijken: "Het mooiste zou zijn als het echt een vak wordt." Hij doelt op het feit dat veel mensen nog een baan ernaast hebben om rond te komen. "Als je wil dat mensen tijd vrij kunnen maken, moet daar ook wel een beloning tegengaan."

Goed werkgeverschap en een lange termijn opleidingsplan zijn volgens Van Dijk de sleutelwoorden. Veel meiden en jongens stoppen volgens de bond rond hun veertiende met turnen. Vaak omdat ze dan bijna gaan studeren. Dat is volgens Van Dijk zonde, want de verenigingen zouden een combinatiebaan kunnen creëren. Zoals iemand die de communicatie doet, maar ook trainingen geeft.

De leerlingen in Landsmeer zijn nog niet helemaal overtuigd. Zo vertelt Moa dat ze liever zelf turnt en wil Amy graag met dieren werken. Gelukkig wil juf Astrid nog jaren lesgeven en is er nog genoeg tijd om een opvolger te vinden.  

Lees ook

💬 Wil je niets missen uit Zaanstreek-Waterland?

Taalfout gezien? Laat het ons weten via [email protected]