Ga naar Content

Gerelateerde videos

Baanwielrenner Leijn Loevesijn: "De sprint is pure intimidatie"

LUTJEWINKEL - In de serie 'Iconen' voegen we iedere keer een nieuw portret toe aan de eregalerij van Noord-Hollandse grootheden. Deze week is dat baanwielrenner Leijn Loevesijn. Zijn grootste succes boekte hij in 1971, in dat jaar werd hij wereldkampioen op de sprint. 

Loevesijn in de trui van de wereldkampioen (midden) - Foto: Rob Mieremet, Anefo/Nationaal Archief

Biografie

Naam: Leijn Loevesijn

Geboren: Amsterdam, 2 januari 1942

Beroep: wielrenner

Erelijst: zilveren medaille tandem, Olympische Spelen Mexico 1968

Wereldkampioen sprint, 1971

Europees kampioen sprint, 1970

Nederlands kampioen sprint, van 1969 tot en met 1976

De medaille die Leijn kreeg als wereldkampioen, zit in een houten blok dat speciaal is gemaakt voor zijn mooiste overwinningen. Naast de eerste plek in 1971, behaalde hij een bronzen medaille op het WK het jaar ervoor. Tussen deze medailles in, gaapt een gat. Hierin zat ooit de Olympische zilveren medaille die hij in 1968 won op de tandem. Zijn kleindochter leende hem ooit voor een spreekbeurt en hij kreeg het eremetaal niet meer terug.

Baan

Eigenlijk werd Loevesijn bij toeval wielrenner. Zijn broer kocht ooit een racefiets, maar was daar snel op uitgekeken. Leijn probeerde het ook eens en was meteen verkocht. Vijftien jaar was hij toen. Een half jaar later meldde hij zich bij een wielerclub. Hij begon op de weg, maar de baan trok meer. "De baan was levendiger", vertelt Loevesijn. "Je had een sprint, een achtervolging, een puntenkoers, een afvalrace. Het was altijd een beetje speels."

En dan vergeten we zeker niet de tandem, waarop Loevesijn ook grote successen vierde.

Tandem

Loevesijn kwam in 1968, opnieuw bij toeval, op de tandem terecht. De baanwielrenner Jan Jansen (niet te verwarren met zijn naamgenoot die in hetzelfde jaar de Tour de France won), verloor vlak voor de Olympische Spelen zijn tandemmaat door ziekte.

Loevesijn nam zijn plaats in en Jansen en hij bleken goed samen te kunnen. Ze vertrouwden elkaar blind en dat moet ook wel als je snelheden bereikt van wel zeventig kilometer per uur. In Mexico haalden ze zelfs de Olympische finale. En dat mag een bijzondere presentatie worden genoemd, want de meeste duo's fietsten al jaren samen. Alleen de Fransen bleken in de eindstrijd een maatje te groot. 

  "Je zat altijd op fiets, zeven dagen in de week"

Leijn Loevesijn, wielrenner

De Olympische medaille was mooi, maar het werd nog mooier. In 1971 mocht Loevesijn zich de beste sprinter ter wereld noemen.

"Sprint is pure intimidatie", zegt Leijn Loevesijn.  "Het begint al bij de start: beetje naar elkaar kijken. Riempjes vastdoen. Beetje rekken. Nog een keertje afstappen. Dat spel wordt gespeeld."

Na het startschot gaat het spel verder. Er is geloot wie er op kop moet rijden, maar dat wil niemand. Degene op kop probeert vaak zolang mogelijk stil te blijven staan om de ander voor te laten, want achter iemand aanrijden geeft een betere kans op succes. Als de sprint eenmaal is ingezet, proberen beide renners elkaar nog steeds te overtroeven richting de finish. "Je mag niet ineens omhoog sturen", legt Loevesijn uit. "Maar je probeert je tegenstander wel tegen te houden."

Hard trainen

De successen kwamen Loevesijn niet aanvliegen. Hij moest er hard voor trainen, iedere dag wel acht uur. "Het begon met een rondje Amsterdam-Zandvoort-Amsterdam. Naar huis om te eten en dan op de fiets naar Alkmaar. Daar trainden we twee uur op de baan en dan op de fiets weer naar huis." En dan sloot hij zich vaak nog aan bij een groep wielrenners die 's avonds nog een trainingsritje deden.  "Je zat altijd op fiets, zeven dagen in de week."

Kijk hier voor meer Noord-Hollandse iconen.

Download de app

🔔 Blijf op de hoogte van nieuws uit jouw regio, download de gratis NH Nieuws-app via de App Store of de Google Play Store.