SCHIPHOL - Voormalig Onderzoeksraad voor Veiligheid-voorzitter Pieter van Vollenhoven ontkent dat het rapport van de crash van Turkish Airlines bij Schiphol in 2009 is aangepast. Volgens The New York Times is de OVV destijds onder druk gezet om conclusies over ontwerpfouten af te zwakken.
"Er werd wel vaker druk op de Onderzoekraad uitgeoefend", zegt hij in het NOS Radio 1 Journaal. "Maar ik durf mijn hand ervoor in het vuur te steken dat dat geen invloed heeft gehad op ons rapport. We hechten grote waarde aan onze onafhankelijkheid."
Van Vollenhoven wijst erop dat Boeing en Turkish Airlines al voor het ongeluk bekend waren met de problemen van de hoogtemeters in de toestellen. "Je kon die handmatig uitzetten, dat was ook al gebeurd op twee eerdere vluchten. Boeing zag het daardoor niet als veiligheidsprobleem."
The New York Times trekt in het artikel ook een vergelijking met de recente crashes van de Boeing 737 MAX. Toestellen van die voorheen populaire vliegtuigenserie worden aan de grond gehouden na twee vliegtuigcrashes in korte tijd.
Geautomatiseerd
Ook Joris Melkert, luchtvaartdeskundige aan de TU Delft, ziet parallellen. "In beide gevallen zie je dat de piloten aan het vechten waren tegen de computer. Het vliegtuig is behoorlijk geautomatiseerd. Je hoopt dat als er iets mis gaat, de piloten doorhebben wat dat veroorzaakt. Maar in beide gevallen hadden de piloten dat niet."
Inmiddels is bekend dat piloten van de Boeing 737 MAX nooit zijn geïnformeerd over de aanwezigheid van een bepaald softwaresysteem. "Als je als vliegtuigbouwer een nieuw systeem in de toestellen stopt en je vertelt dat niet aan de piloten, dan loopt de hele zaak in de soep" zegt onderzoeker Sidney Dekker. Hij kreeg destijds van de OVV de opdracht om onderzoek te doen naar de menselijke factoren bij het vliegtuigongeluk.
Leren van de crash
In beide types Boeing zat een systeem waar niet mee werd geoefend in de simulatoren en waar de bemanning niet goed over is ingelicht. Dekker: "Boeing had moeten leren van de crash in 2009."